Het regiment jagers/ 33e regiment lichte infanterie aan het werk in de jaren 1806-1814
Dit boek geeft inzicht in het functioneren van een groep, hier specifiek een regiment lichte infanterie, werkzaam in de Franse tijd gedurende de jaren 1806-1814. Waar dit regiment ook was en wat het ook deed, het stond als het ware onder een glazen stolp, onontkoombaar. Al lezend wordt u meegevoerd naar deze soldatenwereld. Temidden van de soldaten leert u vele aspecten van het soldatenbestaan van tweehonderd jaar geleden kennen. Een viertal thema's beschrijven achtereenvolgens de 'werkplaats' van de soldaten, het personele verloop bij het regiment en de oorzaken daarvan, de werkzaamheden van de verschillende specialisten bij het regiment en tenslotte de arbeidsvoorwaarden.
De overgang van burger naar soldaat was een bijzondere stap. Er was een verschil tussen het vrijwillig aangegane dienstverband van de beroepssoldaat en de dienstplichtige. De soldaat kreeg een intensieve, dagelijks terugkerende scholing voor de bijzondere vorm van arbeid waarvan de dood de uiterste consequentie was. De meest voorkomende werkzaamheid van de soldaat was marcheren, eindeloos marcheren en dat was vaak slopend voor de rekruut. Andere werkzaamheden waren wachtlopen langs de kust ter voorkoming van Engelse invallen en smokkelen, werken aan vestingen, helpen bij een brand of een overstroming en een enkele keer werd een deel van het regiment ingezet bij gevechtshandelingen.
Binnen het regiment werkten een groot aantal specialisaties samen. Onderofficieren en korporaals waren onmisbaar voor de scholing van de soldaat. De geweermaker, de foerier, de kanonnier, de chirurgijn, de mannen van de elitiecompagnieën, de jagers en de officieren in verschillende rangen en functies vormden samen het regiment, waarbij de sterkte van het regiment afhankelijk was van de inzet van het individu. Zij werkten samen in een voortdurend veranderende situatie, immers, de naam en sterkte van het regiment, de locatie, de orders, de uniformen, maar vooral toch het grote verloop van het personeel, waren altijd aan verandering onderhevig.
Het depot als kloppend hart van het regiment was onmisbaar in het opleidingstraject en bij de doorstroom van vers personeel naar de veldbataljons. De administratie van het depot maakt zichtbaar hoe groot het personele verloop was en hoe desertie, ongeschiktheid, ziekte, overlijden en krijgsgevangenschap noodzaak gaven tot voortdurende personeelsuitbreiding.
De invloed op het functioneren van de soldaat van akoestische signalen, muziek en het oorverdovende lawaai op het slagveld is tot in detail uiteengezet. Enkele andere situaties waar de schrijver een vergrootglas oplegde, zijn het nietige bouwvallige fort Geldersoord bij Westervoort, de malaria die het regiment medio 1808 'platlegde' en hoe familiebanden en de ambulante vrijmetselaarsloge de sociale verbanden binnen het regiment versterkten.
De inzet van de soldaat werd bepaald door een verhouding in de beloningen die de soldaat ten deel vielen en de dwang die nodig was om de gewenste inzet te krijgen. Handhaving van de discipline vond plaats door een strafsysteem binnen het regiment en de krijgsraad. De soldaat kreeg in principe soldij voor zijn werk, maar in de praktijk werd er veel te weinig geld ter beschikking gesteld voor het regiment. De verzorging binnen het eigen regiment was de grootste vijand van de soldaat. Niet het slagveld, maar de afwezigheid van een constante en kwalitatief verantwoorde voedselvoorziening, de erbarmelijke werkomstandigheden en het gebrek aan medische voorzieningen leidde tot het verlies van grote aantallen levens.
Desondanks functioneerde het regiment door het geloof van de soldaten in hun gezamenlijke kracht, een bijzonder sociaal proces.